Er was een tijd dat je op school een tik op je vingers kreeg voor een d/t-fout. Tegenwoordig krijg je een like. De Nederlandse taal is aan het schuiven, glibberend van generatie op generatie, als een zeepje in een natte douchebak: ongrijpbaar, glimmend, en met steeds minder grip op regels.
Neem nu het woord “me”. Vroeger stond dat keurig als een objectief voornaamwoord in de grammatica: “Hij helpt me met mijn huiswerk.” Tegenwoordig is “me” niet meer de zwijgzame bijrijder van de zin, maar de chauffeur zelf. “Me moeder is boos,” “me fiets is gejat,” “me telefoon is stuk.” Wat ooit als slordigheid gold, is nu volwaardige spreektaal. Je hoort het in de klas, op straat, op sociale media en zelfs op televisie. Alsof het woord “mijn” te elitair, te ouderwets, of gewoon te lang is geworden. Taal als fastfood: snel, vet en zonder vezels.
De straattaal rukt op. Wat begon als een mengvorm van Surinaams, Marokkaans, Turks en Nederlands in de grote steden, is uitgegroeid tot een subcultuurtaal die via TikTok en YouTube het hele land doorkruist. Tieners in dorpen zonder enige multiculturele context roepen nu vrolijk “wallah” en “doe niet zo para” tegen elkaar. Het klinkt stoer, het is kort, het is van hen. En dat is precies waarom het blijft plakken.
Taal is nu eenmaal een levend organisme. Het verandert, zoals het altijd heeft gedaan. De “geus” uit de zestiende eeuw is nu gewoon een “gozer”, en wat toen “uytsteeckende” heette, heet nu “gruwelijk vet”. Maar er is een verschil tussen evolutie en erosie. En de Nederlandse taal lijkt in veel opzichten minder te groeien dan af te brokkelen.
Neem samenstellingen. In het Nederlands schrijven we woorden aan elkaar: hondenuitlaatservice, toetsweekplanning, woordenboekenrek. Maar wie online leest – en wie leest er tegenwoordig nog op papier? – struikelt over losgeschreven horrorcreaties: taal ontwikkeling, data lek, fiets bel. Alsof de spatie de nieuwe komma is: onmisbaar, maar misbruikt.
En dan de klassieker onder de klassiekers: de d/t-fouten. Ze zijn de muggen van de taalzomer – irritant, talrijk en moeilijk uit te roeien. “Hij word boos.” “Ik vindt dat stom.” “Zij antwoorde niet.” De regels zijn niet eens zo moeilijk, maar kennelijk is de d/t voor velen een mysterie dat diep begraven ligt onder het puin van een verwaarloosd taalonderwijs.
“Wat maakt het uit?” hoor je dan. “Als je maar begrijpt wat ik bedoel.” En daar wringt precies de schoen. Begrip is het minimum. Taal is veel meer dan alleen informatie overbrengen. Het is identiteit, nuance, humor, stijl. Als iemand schrijft “me vriendin zij kom ook naar de verjaardag”, dan begrijp ik wat er staat. Maar ik voel het ook: de slordigheid, het gebrek aan aandacht, het verlies van precisie. Alsof je een mooi gerecht geserveerd krijgt op een kartonnen bord met plastic bestek.
Toegegeven, niet iedereen hoeft de finesse van een redacteur of de strengheid van een docent Nederlands te hebben. Maar waar is het respect gebleven voor je eigen taal? Waar is het besef dat elke spelfout, elke slordige zinsbouw, ook iets zegt over je zorgvuldigheid, je opleiding, je houding?
Misschien ligt het ook wel aan onszelf – de generatie die opgroeide met het Groene Boekje, die leerde dat een zin met een hoofdletter begint en met een punt eindigt. Misschien zijn wij wel de zeurende boomers in de ogen van jongeren die met emoji’s meer emoties kunnen overbrengen dan wij met vijf alinea’s. Misschien is spelling nu net zo ouderwets als netjes veters strikken.
Maar wat als die achteloosheid doorsijpelt in meer dan taal? Wat als het slordige spreken leidt tot slordig denken? De taal vormt de geest. Wie niet leert formuleren, leert ook niet analyseren. Wie niet leert luisteren naar zinsopbouw, mist misschien ook structuur in argumentatie. Geen taal zonder logica. Geen samenleving zonder taal.
Dus ja, ik maak me zorgen. Niet uit elitarisme, maar uit liefde. Liefde voor de taal die ons bindt, die ons onderscheidt van algoritmes en AI, die ons laat spelen, kibbelen, dichten, dromen. Laten we de Nederlandse taal niet verliezen aan gemakzucht, onverschilligheid of modegrillen. Laten we blijven corrigeren, aanmoedigen, uitleggen. En laten we vooral blijven lezen. Boeken, kranten, gedichten, alles wat opgebouwd is uit aandachtige zinnen.
Want taal is geen vaststaand monument, maar een tuin. En wie zijn tuin niet onderhoudt, krijgt onkruid. Mooie woorden verdwijnen niet met een bom, maar met een spatie.
Ontdek meer van Westfriesland Praat
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.