Ik weet niet meer precies wanneer het begon, maar tegenwoordig voelt boodschappen doen alsof ik me vrijwillig aanmeld voor een soort economische marteling. Ik loop de supermarkt in met een karretje dat hoopvol leeg is en een pinpas die steeds cynischer lijkt te kijken als ik hem uit mijn portemonnee trek. Vroeger was dat anders: boodschappen doen betekende rondstruinen tussen de schappen, wat extra lekkers meenemen omdat het kon, en uiteindelijk met een volle kar naar buiten rollen. Tegenwoordig voelt het alsof ik drie ribben moet inleveren bij de kassa om überhaupt nog met een halve kar de deur uit te mogen.
Ik begin altijd vol goede moed. De groenteafdeling is mijn eerste halte. De paprika’s liggen te glanzen alsof ze net zijn opgepoetst voor een reclamefolder. Maar dan zie ik de prijs: bijna drie euro voor drie paprika’s. Ik knipper nog een keer met mijn ogen, in de hoop dat ik me vergis, maar het staat er toch echt. Drie euro voor drie paprika’s! Ik leg ze in mijn kar, want tja, vitamines moet je ergens vandaan halen. Maar in mijn achterhoofd hoor ik al de rekensom: drie euro voor drie paprika’s, dat is een euro per stuk. Vroeger kreeg ik daar een half brood en een pak melk bij.
Door naar de pasta. Dat veilige, goedkope basisproduct waar je altijd op terug kon vallen. Of nou ja, dat dacht ik. Tot ik het prijskaartje zie. Een pak spaghetti kost inmiddels net zoveel als een liter benzine. En je kunt er nog niet eens op rijden. Ik leg een pak in mijn kar, met het gevoel dat ik weer een rib heb afgestaan.
Bij de vleesafdeling gaat het pas echt mis. Kipfilet, mijn oude redder in nood, is tegenwoordig goud waard. Letterlijk, want per kilo betaal ik bijna hetzelfde als voor een sieraad. Ik pak een klein bakje, net genoeg voor twee maaltijden, en probeer mezelf wijs te maken dat ik minder vlees eten eigenlijk heel goed vind voor het milieu. Maar diep vanbinnen weet ik dat ik gewoon geen keuze heb.
Dan de zuivel. Een liter melk kost meer dan een liter cola. Dat zegt eigenlijk al genoeg. Kaas is helemaal een ramp. Voor een stuk jong belegen moet ik serieus nadenken of ik die week nog wel koffie kan drinken. En laat dat nou net mijn laatste overlevingsmechanisme zijn. Ik leg de kaas terug. Koffie wint.
Als ik de kar na een kwartier bekijk, schrik ik van hoe leeg hij nog is. Een paar groentes, een pak pasta, een beetje kip en wat basis dingen als brood en melk. Geen luxeproducten, geen gekke fratsen. Toch voelt het alsof ik straks bij de kassa al mijn spaargeld moet overhandigen.
En ja hoor, daar is het moment van de waarheid. Ik leg mijn spullen op de band. De caissière scant ze met een glimlach die mij meer pijn doet dan de prijzen zelf. Elke piép van de scanner is een steek in mijn ribbenkast. Het bedrag loopt sneller op dan ik kan bijhouden. En dan, alsof het een slechte grap is, floept het totaalbedrag op het scherm: een getal dat ik vroeger betaalde voor een volle kar. Nu staat die halve kar daar voor meer dan vijftig euro. Vijftig!
Met een benauwde glimlach steek ik mijn pinpas in de automaat. “Wilt u pinnen of contant betalen?” vraagt de caissière. Alsof ik nog een keuze heb. Ik druk op ja, kijk toe hoe mijn bankrekening leeggezogen wordt en voel hoe mijn financiële adem stokt. Nog maar net op tijd floept er “Transactie geslaagd” op het scherm. Geslaagd? Het voelt eerder alsof ik een nederlaag geleden heb.
Met drie ribben minder duw ik mijn kar de winkel uit. De lucht buiten voelt anders – kouder, scherper, alsof de wereld weet dat ik net weer een stukje van mezelf heb moeten verkopen om een paar dagen te kunnen eten. Ik kijk naar mijn halve kar en vraag me af waar het mis is gegaan. Wanneer is boodschappen doen veranderd van een simpele routine in een overlevingsstrijd?
Vroeger grapte men wel eens dat je na een bezoekje aan de supermarkt je nier moest verkopen. Tegenwoordig denk ik dat ze er niet eens meer voor betalen. Je levert gewoon ribben in bij de kassa, gratis en voor niets, en je mag blij zijn als je er met een halve kar vanaf komt.
Toch rij ik mijn kar naar de auto met een soort wrange glimlach. Want ik weet: volgende week sta ik er gewoon weer. Weer drie ribben lichter, weer een lege bankrekening rijker, en weer een stukje cynischer. Misschien moet ik eens serieus overwegen om die paprika’s in de vensterbank zelf te gaan kweken.
Tot die tijd blijf ik braaf pinnen, glimlachen en naar buiten lopen alsof ik niet net beroofd ben. Beroofd door de prijzen, beroofd door een systeem waarin een simpel pak pasta voelt als een luxeproduct. Met mijn halve kar boodschappen en mijn volle dosis frustratie rijd ik naar huis. En ik weet één ding zeker: volgende keer laat ik de kaas misschien ook staan.
Daphne de Jong
Eindredacteur westfrieslandpraat.nl
www.westfrieslandpraat.nl
Ontdek meer van Westfriesland Praat
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.