WESTFRIESLAND – Lang geleden, toen het landschap van wat we nu kennen als Nederland nog grotendeels gevormd werd door water, veenmoerassen en ongetemde rivieren, lag in het noordwesten van het land een gebied dat zou uitgroeien tot een van de meest karaktervolle regio’s van de Lage Landen: Westfriesland.
Dit gebied was aanvankelijk niet veel meer dan een verzameling van verspreide dorpen, boerderijen en veengebieden, waar de bewoners met moed en vindingrijkheid vochten tegen de grillen van de natuur. De zee, hoewel een bron van vis en handel, was ook een constante dreiging. Stormvloeden, dijkdoorbraken en overstromingen teisterden de streek regelmatig. Toch bleven de mensen bouwen, graven, dijken aanleggen en sloten trekken. En in die strijd tegen het water ontstond een unieke gemeenschap: trots, eigenzinnig en verbonden met het land én de zee.
Het ontstaan van Medemblik – De oudste stad
Medemblik is de oudste stad van Westfriesland. In 1289 kreeg het van graaf Floris V stadsrechten. Floris zag het strategische belang van Medemblik als havenstad aan de Zuiderzee (tegenwoordig het IJsselmeer). De stad lag op een plek waar scheepvaart, handel en verdediging samenkwamen. Om zijn macht in het roerige Westfriesland te versterken, liet hij Kasteel Radboud bouwen – een stoer bouwwerk dat tot op de dag van vandaag bestaat.
Medemblik diende als bolwerk van grafelijke macht, een uitvalsbasis om het vaak opstandige Westfriesland onder controle te krijgen. De Westfriezen stonden bekend als koppig en onafhankelijk; ze vormden een gemeenschap met een sterke eigen identiteit die zich niet zomaar onderwierp aan de Hollandse graven.
Toch bracht het kasteel ook veiligheid, en met de stadsrechten groeide Medemblik uit tot een belangrijke havenstad. Schepen kwamen van heinde en verre, beladen met haring, graan, hout en zout. Langs de kades klonken de stemmen van handelaren, vissers en ambachtslieden. De markten bloeiden en de stad kreeg aanzien in de regio.
Enkhuizen – De poort naar de zee
Terwijl Medemblik zijn fundamenten verstevigde, groeide aan de andere kant van het Westfriese binnenland Enkhuizen, een nederzetting van vissers en zoutzieders. In 1356 verkreeg Enkhuizen stadsrechten, en het zou niet lang duren voor de stad uitgroeide tot een van de belangrijkste haringhavens van Nederland.
In de 16e eeuw beleefde Enkhuizen haar gouden tijd. De stad sloot zich aan bij de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) en werd een van haar zes hoofdvestigingen. Vanuit de havens van Enkhuizen voeren zwaarbeladen schepen uit naar Azië, Afrika en Amerika. Specerijen, zijde, porselein en thee vonden via Enkhuizen hun weg naar de Hollandse markten.
De stad barstte van het leven. Koopmanshuizen rezen op langs de grachten, elk rijkelijk versierd met gevelstenen die de macht en welvaart van hun eigenaren uitstraalden. Pakhuizen werden gevuld met goederen uit verre oorden, en de klanken van tientallen dialecten mengden zich op de markten.
Maar Enkhuizen was niet alleen rijk aan handel. De stad stond ook bekend om haar politieke betrokkenheid. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog koos Enkhuizen al vroeg de kant van de opstandelingen tegen Spanje. In 1572 werd de stad ingenomen door de watergeuzen en werd daarmee een belangrijke schakel in de strijd tegen het katholieke Spanje. De inwoners waren fel, strijdlustig en trots op hun vrijheden.
Hoorn – De rijzende ster
En dan is er Hoorn, wellicht de meest tot de verbeelding sprekende van de drie steden. Rond 1300 ontwikkelde de nederzetting zich tot een belangrijke haven, en in 1357 kreeg Hoorn stadsrechten. De ligging aan een natuurlijke inham bood uitstekende mogelijkheden voor scheepvaart, visserij en handel. Hoorn groeide razendsnel.
In de 17e eeuw bereikte Hoorn het hoogtepunt van zijn macht en rijkdom. Als VOC-stad werd Hoorn een wereldspeler. Het was de thuishaven van ontdekkingsreizigers als Willem Schouten, die samen met Jacob Le Maire Kaap Hoorn ontdekte en vernoemde naar zijn geboortestad. Hoorn was niet alleen een centrum van handel, maar ook van kennis, cartografie en scheepsbouw.
De stad kreeg internationale allure. De gevels aan het Westfries Museum, het oude Stadhuis, en de Hoofdtoren spreken nog steeds boekdelen over de grandeur van die tijd. De stad ademde ambitie. De inwoners keken verder dan de horizon; ze wilden weten wat daarachter lag en hoe ze er voordeel uit konden halen.
De Westfriese Omringdijk – Verbonden in strijd
Wat Hoorn, Enkhuizen en Medemblik werkelijk met elkaar verbond, was de gezamenlijke strijd tegen het water. De beruchte Westfriese Omringdijk, een meer dan 120 kilometer lange dijk die al in de 13e eeuw werd aangelegd, verbond deze steden letterlijk en figuurlijk. Het was een meesterwerk van middeleeuwse waterbouwkunde, aangelegd door boeren, burgers en ambachtslieden uit tientallen dorpen die wisten: als het water wint, verliest iedereen.
De dijk beschermde niet alleen het land, maar creëerde ook een gevoel van eenheid. De Westfriezen wisten dat ze op elkaar moesten rekenen. Elk dorp, elke stad had de verantwoordelijkheid om zijn deel van de dijk te onderhouden. Het was een collectieve plicht en trots. Als één stukje faalde, kon het hele gebied overstromen.
Het verval en de wedergeboorte
De 18e en 19e eeuw brachten verval. De haringvangst liep terug, de VOC ging ten onder, en met de komst van grotere zeehavens zoals Amsterdam en Rotterdam verloor Westfriesland zijn prominente positie in de wereldhandel. De havens van Hoorn, Enkhuizen en Medemblik zagen minder schepen binnenvaren. Armoede en werkloosheid groeiden, en de steden vielen gedeeltelijk in slaap.
Toch bleef het erfgoed bewaard. De oude pakhuizen, grachten, havens en kerken bleven staan. En in de 20e eeuw werd dat erfgoed herontdekt. De steden trokken toeristen, kunstenaars, historici en dromers aan. De oude glorie werd niet vergeten, maar juist gekoesterd.
Vandaag de dag vormen Hoorn, Enkhuizen en Medemblik de kroonjuwelen van Westfriesland. Ze zijn verbonden door geschiedenis, cultuur en de dijk die hen beschermt. Fietsers volgen de route van de Omringdijk, reizigers bezoeken het Zuiderzeemuseum, het Westfries Museum, en wandelen door straten waar ooit VOC-kapiteins en haringboeren liepen.
De geest van Westfriesland leeft voort in de trotse inwoners die hun verhalen blijven vertellen. Over strijd en voorspoed. Over opstand en samenwerking. Over een regio die tegen de stroom in haar plek in de geschiedenis veroverde.
Ontdek meer van Westfriesland Praat
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Graag zou ik in de toekomst ook een stuk lezen over de geschiedenis van Medemblik voor 1289. Zelfs de Wikipediapagina over Medemblik begint pas bij 1289. Hoe zag West-Friesland er voor die tijd uit? Wat voor rollen hadden Hoorn, Enkhuizen en Medemblik, maar ook de dorpen voor die tijd? Wanneer werd West-Friesland bevolkt door degenen van wie wij nu nog nakomelingen zijn?
Dit is wat wij konden vinden hierover: De archeologie in West-Friesland laat er feitelijk geen misverstand over bestaan; uit de periode tussen 3e een 10e eeuw is het gebied archeologisch leeg! Er hebben zich ook hier langdurige overstromingen voorgedaan.
In Enkhuizen laat men de geschiedenis in de 13e eeuw beginnen. Dat is volkomen juist.
In Hoorn noemt men de oudste geschiedenis van vóór de 11e eeuw ‘een legende’. Terecht. De oudste archeologische sporen dateren immers van rond 1200.
In Medemblik wil men graag de geschiedenis in de 7e eeuw met de Friese koning Radboud laten beginnen. Volgens een legende uit de 17e eeuw zou in de 7e eeuw in Medemblik aan de Zuiderzee het kasteel van Radboud gestaan hebben. Het is er archeologisch nooit gevonden of aangetoond. De oudste archeologische sporen in Medemblik dateren uit de periode tussen de 10e en 12e eeuw. Eind 13e eeuw is de burcht van Floris V er gebouwd.
Met de vaagheid van 2 eeuwen verschil tussen de 10e en 12e eeuw wil men in Medemblik bepaalde traditionele opvattingen verhullen. In ROB berichten van 1974 blijkt dat “de oudste bewoningssporen … dateren tussen de 10e en 12e eeuw” (J.C.Besteman e.a. p.65, vertaald uit het Engels). “We can only come to rough conclusions, and then only with some reservations”, zegt genoeg over de archeologische vondsten. Al zouden die sporen uit de 10e eeuw dateren, dan levert dat nog geen enkel bewijs op voor de 7e eeuw. Maar de sporen dateren niet uit de 10e eeuw, maar eerder pas uit de 12e eeuw, toen het gebied door de ontginningen bewoonbaar werd.
Medemblik is van deze 3 plaatsen de enige plaats die in de oude geschreven bronnen zou voorkomen als ‘Medemolaca’ of ‘Medemolacha’, wat (volgens Gysseling: zie aldaar) ‘waterloop in moerassig terrein’ zou betekenen. Deze etymologie bevestigt dat moerassig terrein waar dus niet gewoond kon worden, laat staan dat er een plaats zou bestaan met een kasteel.
Medemolaca was in werkelijkheid de plaats Meldick in Frans-Vlaanderen aan het -laca, het Almere, zoals de zeebaai bij St.Omaars heette. De naam komt voor in de goederenlijst van het bisdom Trajectum uit 870. Dat het hierin over Nederland zou gaan is een hardnekkig misverstand.
Bedankt voor de uitweiding. Erg interessant. Ik had gehoopt op nog wat spannende episodes in het verleden, maar Medemblik (en de andere plaatsen) dateren dus ongeveer uit de tijd dat het gebied daadwerkelijk bewoonbaar werd.