Het is een herkenbaar tafereel in talloze Nederlandse woonwijken: boze bewoners die massaal richting de gemeente trekken om te klagen over het schrijnende tekort aan parkeerplaatsen. Straten staan vol, stoepen worden geblokkeerd en er ontstaan zelfs burenruzies over ‘wie waar mag staan’. Maar als we eerlijk zijn, ligt de oorzaak van dit probleem vaak niet bij de gemeente. Nee, de wortel van het probleem zit veel dichter bij huis. Sterker nog: het zit in huis.
Hoe we ons eigen parkeerprobleem creëren
Het begint allemaal onschuldig. Een starter koopt een leuk huis in een rustige woonwijk en zet zijn auto voor de deur. Geen probleem, volop ruimte. Dan komt de wederhelft in beeld, die ook een auto heeft. Gezellig samenwonen, maar ja, nu staat er al twee keer zoveel blik in de straat. Een paar jaar later komen er kinderen. Die worden ouder, halen op hun achttiende hun rijbewijs en jawel: weer een extra auto erbij. Ondertussen rijdt vader misschien ook nog rond in een bus van de zaak.
Wat ooit begon met één auto voor de deur, is in veel gezinnen inmiddels geëscaleerd tot drie of zelfs vier voertuigen. En dan wijzen we massaal naar de gemeente: “Waarom zijn er niet genoeg parkeerplaatsen?!”
Maar als we heel eerlijk zijn, hebben we dit probleem grotendeels zelf gecreëerd. De verwachting dat iedereen altijd en overal pal voor de deur moet kunnen parkeren is simpelweg niet meer realistisch in de huidige tijd, zeker niet als huishoudens steeds meer voertuigen verzamelen.
De mythe van de gratis parkeerplek
Er heerst in Nederland nog altijd een hardnekkig idee dat parkeren in je eigen woonwijk gratis en onbeperkt moet zijn. Maar is dat eigenlijk wel logisch? Een auto is een privébezit dat ongelooflijk veel openbare ruimte inneemt. Waarom zouden we het vanzelfsprekend vinden dat de publieke ruimte – die van ons allemaal is – volgepropt wordt met privéauto’s? Stel je voor dat we datzelfde principe zouden toepassen op tuinhuisjes, containers of speeltoestellen. Het zou ondenkbaar zijn.
Toch wordt er vaak met veel verontwaardiging gereageerd als een gemeente parkeerbeleid wil aanscherpen of parkeerkosten wil invoeren in woonwijken. Terwijl dat misschien juist de enige manier is om het probleem duurzaam op te lossen.
Een eerlijke en toekomstbestendige oplossing
Een oplossing die recht doet aan zowel bewoners als de schaarse ruimte zou kunnen beginnen bij een simpel uitgangspunt: maximaal één parkeervergunning per huishouden in de straat. Daarmee garanderen we dat elk gezin in elk geval één auto in de buurt kwijt kan. Wie meer voertuigen heeft, kan gebruikmaken van andere voorzieningen, zoals een parkeergarage, waar extra kosten aan verbonden zijn. Zo houden we het eerlijk én stimuleren we mensen om na te denken over hun autobezit.
Bouw ondergrondse parkeergarages
Een andere structurele oplossing is het bouwen van ondergrondse parkeergarages, specifiek bedoeld voor bewoners met een parkeervergunning. Bezoekers of mensen van buiten de wijk kunnen hier ook parkeren, maar dan tegen betaling. Zo houd je de parkeerdruk in de woonstraten beheersbaar en voorkom je dat wildparkeerders uit andere buurten jouw wijk als gratis parkeerterrein gebruiken.
Ondergrondse parkeergarages hebben nog een ander groot voordeel: ze geven de openbare ruimte boven de grond terug aan de mensen. Minder auto’s op straat betekent meer ruimte voor groen, speelplekken en bredere stoepen. Het maakt woonwijken prettiger, veiliger en aantrekkelijker.
Parkeren mag best wat kosten
We moeten ook af van het idee dat parkeren per definitie gratis moet zijn, zeker als je méér dan één auto bezit. Door een tarief te hanteren voor een tweede (of derde) parkeervergunning, wordt autobezit minder vanzelfsprekend en ontstaan er prikkels om bewustere keuzes te maken. Heb je echt een tweede auto nodig? Of kunnen sommige gezinnen prima uit de voeten met één auto en af en toe een deelauto of elektrische fiets?
In veel steden zie je dat dit beleid al werkt. Amsterdam, Utrecht, Haarlem: in steeds meer gemeenten wordt het aantal parkeervergunningen per huishouden beperkt en wordt er gewerkt met progressieve tarieven. Het is geen populaire maatregel, maar wel noodzakelijk als we willen dat onze steden leefbaar blijven.
Deelauto’s en alternatieven stimuleren
Naast restrictief parkeerbeleid moet de overheid ook actief inzetten op alternatieven. Een goed netwerk van deelauto’s, ruime fietsenstallingen en goede ov-verbindingen kan de afhankelijkheid van de eigen auto flink verminderen. Vooral deelauto’s kunnen in woonwijken een oplossing bieden. Eén deelauto vervangt gemiddeld vijf tot tien privéauto’s. Stel je de ruimte eens voor die daardoor vrijkomt!
Het eerlijke verhaal
Het parkeerprobleem is dus niet simpelweg een ‘falend gemeentebeleid’. Het is het resultaat van decennialang ongebreideld autobezit, zonder dat we écht hebben nagedacht over de ruimte die dat in beslag neemt. De oplossing vraagt om eerlijkheid en lef. Lef van politici om impopulaire maatregelen te nemen, en eerlijkheid van bewoners om te erkennen dat ze zelf deel zijn van het probleem.
We kunnen niet allemaal blijven uitbreiden met extra auto’s en ondertussen verwachten dat de gemeente elk stukje groen of stoep opoffert voor parkeerplekken. Het is tijd dat we parkeerbeleid niet langer zien als service, maar als middel om onze woonwijken leefbaar te houden.
Dus ja, misschien kunnen we niet allemaal meer direct voor de deur parkeren. Misschien moeten we een stukje lopen van de parkeergarage naar huis. Misschien moeten we betalen voor een tweede auto. Maar dat is een kleine prijs voor het behoud van prettige, veilige en leefbare woonwijken.
En misschien, heel misschien, realiseren we ons dan dat we die extra auto eigenlijk helemaal niet nodig hebben.
Deze column verscheen eerder in andere media Ik schrijf mijn column op persoonlijke titel. Meer van Henk Prins
Ontdek meer van Westfriesland Praat
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Goed stuk. De problemen die wij zelf creëren moeten wij ook zelf oplossen en niet direct bij de gemeente op het bordje schuiven