Er is één volk op deze aardkloot dat erin slaagt om op hetzelfde moment rijk, gezond, vrij én klagend tot op het bot te zijn: de Nederlander. Terwijl we op de mondiale ranglijsten steevast in de top vijf bungelen van gelukkigste landen, beste gezondheidszorg, minst corrupte overheden en beste infrastructuur, lopen we nog steeds te mopperen alsof we in een derdewereldland wonen waar de treinen rijden op geitenscheten en de dokter je behandelt met een klap op je voorhoofd en een glaasje azijn.
Je herkent de echte Nederlander niet aan zijn paspoort, maar aan zijn gemopper.
“Het is weer veel te warm hè, dit is toch geen weer meer?”
“Ja, nu regent het weer de hele week, dat heb je weer met dat kloteweer hier.”
“Ze bouwen hier niks fatsoenlijks meer, alleen maar van die lelijke blokkendozen.”
“Ze bouwen véél te veel, straks staan we hutjemutje.”
“Het is overal druk.”
“Er is geen reet te doen hier.”
Alles is kut, behalve ik
De gemiddelde Nederlander gelooft heilig dat álles in dit land fout gaat, behalve zijn eigen mening. Politici zijn zakkenvullers, ambtenaren zijn lui, leraren zijn linkse indoctrinatiemachines, boeren zijn milieucriminelen, klimaatactivisten zijn doorgeslagen hippies, jongeren zijn ongemanierd en ouderen zijn zuur.
En als het echt even lekker loopt, als het salaris gestort is, het huis op tijd is opgeleverd, de zon schijnt en de NS op tijd rijdt — zelfs dan vindt de Nederlander nog een manier om ontevreden te zijn. Dan is het leven “te saai”, “te georganiseerd”, of erger nog: “te degelijk”.
We zijn een volk van mensen die op vakantie gaan naar landen waar niks werkt, alles vertraagd is en je de WC met een emmer moet doorspoelen, om daarna thuis te komen en te zeggen: “Díé mensen weten pas wat genieten is, joh.”
Klagen is cultuur
Laat één ding duidelijk zijn: klagen is geen toeval, het is cultuur. Klagen zit ons in het DNA, ergens tussen de stroopwafel en het calvinisme. We zijn grootgebracht met het idee dat als je niet klaagt, je óf niet goed oplet óf iets te verbergen hebt.
De bakker is duur. De slager is gierig. De dokter geeft je “altijd maar paracetamol”. De buren zijn lawaaiig. De gemeente doet niks. En als ze wél iets doen, is het “een schijnoplossing”.
Vraag een Nederlander naar zijn woonplaats, en hij zegt: “Ja, het is wel leuk hoor, maar het is hier zó veranderd hè, vroeger was het beter.”
Vraag hem naar het werk: “Ach ja, werk hè, het is altijd wat. Maar ja, je moet toch wat hè.”
Vraag hem naar het eten in een restaurant: “Ja, het was wel oké, maar die saus… ik weet niet, beetje flauw. En het was duur. Nou ja, voor wat je krijgt dan.”
Het leven in Nederland is een aaneenschakeling van klachten die we onderling uitwisselen alsof het Pokémonkaarten zijn. Heb jij een slechte ervaring bij de tandarts? Dan kom ik met m’n horrorverhaal over een huisartsenpost waar ik drie kwartier moest wachten. En dan weer iemand die roept dat zijn kind al twee maanden op de wachtlijst staat voor zwemles. Twee maanden! In Nederland! Wat een schande!
De klagende Nederlander online
Online is het nog erger. Zet een nieuwsartikel op NU.nl of NOS.nl en de commentsectie transformeert in een digitale schreeuwmuur voor boze burgers. Je kunt een artikel plaatsen met de titel: “Nederland krijgt 10 miljard van de EU voor duurzame energie” en de eerste reactie is:
“En WIJ maar betalen hè. Wij krijgen weer niks. En die miljarden? Wedden dat ze dat weer aan Brussel geven of aan asielzoekers?”
Of je nu nieuws brengt over lagere zorgpremies, betere lonen of minder criminaliteit — de Nederlander gelooft het niet. Want niets deugt. En áls het deugt, is het maar tijdelijk. Of verdacht. Of ‘voor de bühne’.
De overheid is de duivel
Een bijzonder doelwit van onze collectieve klaagzucht is de overheid. Of je nu links of rechts bent, boeren of bankier: de overheid doet het fout. Als ze bezuinigen, zijn ze harteloos. Als ze investeren, zijn ze spilzuchtig. Als ze niets doen, zijn ze traag. Als ze optreden, zijn ze dictatoriaal.
Toeslagen? Onaanvaardbaar systeem. Afschaffen? Asociaal.
Belasting? Veel te hoog. Lagere belasting? Waarom moet ik dan betalen voor die ander?
Stikstofbeleid? Ramp voor boeren. Geen stikstofbeleid? Ramp voor natuur.
Je ziet: wat de overheid ook doet — het is nooit goed.
Waar komt dit vandaan?
Waarom klagen we zo veel? Misschien omdat we zoveel gewend zijn. We leven in een van de rijkste, veiligste, best georganiseerde landen ter wereld. Maar dat betekent ook: als iets dan niet perfect is, valt het extra op. Het is als een vlekje op een spierwit overhemd. In een land waar het meeste goed geregeld is, wordt het kleine ongemak al snel een grote ergernis.
Of misschien komt het door onze cultuur van gelijkheid. In Nederland vinden we allemaal dat we recht hebben op een mening, maar ook op een stem, een compensatie, een subsidie of een uitzondering. En als die er niet komt? Dan gaan we klagen. Want waarom hij wel en ik niet?
De charme van het chagrijn
En eerlijk is eerlijk: het heeft ook iets aandoenlijks, dat gezeur van ons. We zijn niet woedend. Niet explosief. Maar zuchtend, mopperend, hoofdschuddend. We klagen niet omdat we de hoop kwijt zijn, maar omdat we diep vanbinnen geloven dat het béter kan. Dat ergens, ver weg, een ideale versie van Nederland bestaat waar de treinen altijd op tijd zijn, de gemeente luistert, de zorg perfect is en de zon alleen schijnt als jij vrij hebt.
Tot die tijd leven we hier. In een land waar alles net niet goed genoeg is. Waar de stoep scheef ligt, de koffie lauw is, en de buren weer de heg niet hebben geknipt. Maar waar we óók, tussen het klagen door, leven in een samenleving die draait op redelijkheid, overleg en iets wat we heel voorzichtig mogen noemen: tevredenheid.
Want achter die klaagzang schuilt vaak toch een soort stille liefde. Voor het land. Voor het systeem. Voor het idee dat we, ondanks alles, best goed zitten hier.
Maar dat betekent natuurlijk niet dat we tevreden zijn. Welnee. Het brood is droog. De tram is te vol. En m’n column? Die is vast te lang.
Ontdek meer van Westfriesland Praat
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Zo ontzettend de waarheid, heb er hard om moeten lachen.
Vaker van dit soort columns schrijven aub. Had de tranen in me ogen van het lachen. Je hebt helemaal gelijk