Raad van State bevestigt handhaving gemeente Opmeer
OPMEER, 19 december 2025 – De Raad van State heeft een bewoonster van recreatiepark West-Friesland in Opmeer in het ongelijk gesteld. Daarmee blijft de handhavingsaanpak van de gemeente Opmeer overeind en is definitief vastgesteld dat permanente bewoning van een recreatiewoning op het park niet is toegestaan. De hoogste bestuursrechter bevestigt hiermee een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland.
Lees ook: Opmeer start invorderingsprocedure tegen eigenaar chalet recreatiepark West-Friesland
De zaak draait om een recreatiewoning op het park West-Friesland, waar volgens de geldende beheersverordening uitsluitend recreatief verblijf is toegestaan. Permanente bewoning is expliciet verboden. Toch stelde de gemeente vast dat de eigenaresse van de woning daar al geruime tijd feitelijk woonde.
Last onder dwangsom wegens permanente bewoning
In januari 2022 legde het college van burgemeester en wethouders van Opmeer de bewoonster een last onder dwangsom op. Zij kreeg zes maanden de tijd om de niet-recreatieve bewoning te beรซindigen en beรซindigd te houden. Toen uit controles bleek dat zij hier geen gehoor aan had gegeven, besloot het college in november 2022 tot invordering van de dwangsom. In totaal ging het om een bedrag van 25.000 euro.
De bewoonster maakte pas in mei 2023 bezwaar tegen zowel de last onder dwangsom als de invordering daarvan. Volgens haar had zij de besluiten nooit ontvangen en was zij pas via een deurwaarder op de hoogte geraakt van de maatregelen.
Termijnoverschrijding centraal in hoger beroep
De Raad van State boog zich niet opnieuw over de inhoudelijke vraag of permanente bewoning was toegestaan. De kern van het hoger beroep lag bij de vraag of het bezwaar van de bewoonster te laat was ingediend en of die termijnoverschrijding verschoonbaar was.
De bestuursrechter stelt vast dat de gemeente de besluiten aangetekend heeft verzonden en dat deze retour zijn gekomen met de melding โniet afgehaaldโ. Volgens vaste rechtspraak geldt dan het uitgangspunt dat de post op regelmatige wijze is aangeboden, tenzij de geadresseerde aannemelijk maakt dat dit niet zo is.
Verantwoordelijkheid voor postontvangst
De bewoonster voerde aan dat de postbezorging op het recreatiepark gebrekkig was. Er is geen individuele brievenbus per woning en post wordt verzameld in een centrale voorziening bij de ingang van het park. Volgens haar en andere bewoners leidt dat regelmatig tot problemen met aangetekende post en pakketten.
De Raad van State erkent dat de postsituatie op het park niet ideaal is, maar oordeelt dat dit voor rekening en risico van de bewoonster komt. Wie ervoor kiest om op een adres zonder reguliere postvoorziening te verblijven, moet zelf maatregelen treffen om belangrijke post te ontvangen, bijvoorbeeld door het aanvragen van een postbus.
Daarbij weegt zwaar mee dat de bewoonster al langere tijd wist dat de gemeente handhavend optrad tegen permanente bewoning op het park. Door eerdere controles had zij kunnen verwachten dat formele besluiten zouden volgen.
Geen plicht tot extra inspanning gemeente
Ook het argument dat de gemeente extra moeite had moeten doen om de besluiten alsnog persoonlijk te overhandigen, wordt door de Raad van State verworpen. Volgens de bestuursrechter volgt zoโn verplichting niet uit de wet of uit de jurisprudentie, zelfs niet bij ingrijpende besluiten zoals een forse dwangsom.
De termijn voor het indienen van bezwaar begon daarom al in januari en november 2022 te lopen. Omdat de bewoonster pas in mei 2023 bezwaar maakte, is sprake van een duidelijke en niet-verschoonbare termijnoverschrijding.
Gevolgen voor recreatieparken in West-Friesland
Met deze uitspraak bevestigt de Raad van State opnieuw dat gemeenten strikt mogen handhaven op permanente bewoning van recreatieparken. De verantwoordelijkheid voor correcte postontvangst ligt bij de bewoner, ook als de woonsituatie afwijkt van reguliere woonadressen.
Voor andere recreatieparken in West-Friesland, waaronder in Opmeer en omliggende gemeenten, onderstreept de uitspraak dat langdurige bewoning zonder woonbestemming juridisch weinig kans maakt. Gemeenten krijgen hiermee steun in hun beleid om recreatieparken daadwerkelijk recreatief te houden en precedentwerking te voorkomen.
De uitspraak is definitief: het hoger beroep is ongegrond verklaard en de eerdere rechterlijke beslissing blijft in stand. Daarmee komt een einde aan een langdurig juridisch traject voor de bewoonster van recreatiepark West-Friesland .
Ontdek meer van Westfriesland Praat
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.










