vibrant pinocchio character at disneyland parade

Ik weet nog dat ik dacht: een weekendje Disneyland Parijs, wat kan daar misgaan? Twee kinderen van 12 en 9, de Thalys, een hotel met Mickey op de muur — het klonk bijna ontspannend. Spoiler: het was geen vakantie. Het was een logistieke militaire operatie met glitter en een rinkelend prijskaartje.

De treinreis begon nog goed. De Thalys reed stipt, de kinderen zaten vol verwachting en ik had zelfs koffie. Tot minuut dertien. Toen begon de oudste te klagen dat de wifi niet werkte en de jongste vroeg of we er “bijna waren”. Bijna, in kindertaal, betekent: “ik heb geen geduld meer, geef me chips.” Na een uur rook de coupé naar paprika en wanhoop.

Bij aankomst in het Disneyhotel werd ik verwelkomd door een man met een te breed glimlachmasker en een pinpasautomaat die duidelijk meer zin had dan ik. “Wilt u een kamer met uitzicht op het park?” vroeg hij. “Nee, geef maar eentje met uitzicht op mijn dalende banksaldo,” dacht ik, maar ik knikte beleefd. De kamer was mooi hoor: een prinsessenbehang, een Mickey-tv, en een minibar waar een blikje cola €6 kostte. De kinderen waren in de zevende hemel. Ik in de financiële hel.

De volgende ochtend, hup, richting het park. De kinderen renden als ware marathonlopers naar het kasteel, terwijl ik mijn eerste blaren al voelde aankomen. De wachtrij bij Space Mountain leek op een file bij Utrecht op vrijdagmiddag. “Nog 90 minuten,” zei het bord. “Dat is maar anderhalf uur!” riep de jongste enthousiast. Ik probeerde mijn gezicht niet te vertrekken. Anderhalf uur wachten voor een rit van 2 minuten en 13 seconden — ik heb relaties gehad die langer duurden en minder pijn deden.

Over pijn gesproken: eten. Een flesje water? €5. Een pretzel in de vorm van Mickey? €7. Een suikerspin? €9,95. Ik dacht even dat ik per ongeluk aandelen in Disney had gekocht. Toen ik de jongste een ijsje gaf, voelde het alsof ik een aanbetaling deed op een tweede hypotheek.

Maar eerlijk is eerlijk, de magie werkte. Toen mijn kinderen met glinsterende ogen hun favoriete personages zagen — Elsa, Goofy, Buzz Lightyear — smolt ik. Niet alleen van ontroering, ook een beetje van de hitte en de loopafstand, maar toch. Ze lachten, ze gilden, ze genoten. En ik, ik dacht alleen nog maar aan een stoel. Een gewone stoel. Zonder liedjes, zonder wachtrij.

Na drie dagen, 72.000 stappen en 18 keer “Wanneer gaan we in de achtbaan?” had ik het gevoel dat mijn benen er niet meer bij hoorden. Mijn voeten klopten op het ritme van de Disney-parade. De kinderen wilden nog “één keertje” in Big Thunder Mountain. Ik wilde vooral “één keertje” in bed.

De terugreis met de Thalys verliep in serene stilte. De kinderen sliepen, ik zat met een blik die alleen vermoeide ouders kennen — ergens tussen trots en pure uitputting. In mijn hoofd zong Mickey nog altijd vrolijk “It’s a small world after all”, maar ik wist: mijn wereld was voorlopig even heel klein.

Thuis aangekomen keek ik naar de souvenirs: een knuffel, een mok, een plastic zwaard. Alles samen bijna 200 euro waard. En toch… toen de jongste zei: “Mama, dat was de leukste vakantie ooit,” voelde ik het allemaal even niet meer — de pijn, de prijs, de vermoeidheid. Alleen trots.

Tot ik opstond. Toen voelde ik mijn voeten weer.

Daphne de Jong

redactie@westfrieslandpraat.nl


Ontdek meer van Westfriesland Praat

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Reageer op dit artikel

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.